Fotoserie Kwetsbaar
Het onzichtbare leed
Iets wat ik de hele dag met me meedraag. Waar ik mee opsta en mee naar bed ga. Waar ik mee heb leren leven en wat ik een plek heb moeten geven.
Het zal blijven—maar ik kies hoe dichtbij het mag komen. Ik heb het ergens ver weg, héél ver weg, in een kluis gelegd. Niet om te doen alsof het er niet is, maar om mezelf te beschermen. Het onzichtbare leed van misbruik en geweld.
Wat je niet ziet
Je ziet mij lachen, werken, zorgen, creëren. Wat je niet ziet: de siddering in mijn lijf als iets te hard binnenkomt. Het alert zijn, de oude reflexen. Trauma spreekt zacht, maar blijft fluisteren. Het doet alsof het mij kent.
Ik leer terug te fluisteren: ik hoor je, maar ík stuur. Vandaag niet. Niet zo dichtbij.
Een plek geven
Een plek geven betekent voor mij: ademhalen, voelen wat er is, en toch kiezen voor nu. Het is de deur op slot doen en de sleutel in mijn eigen hand houden. Het betekent hulp durven vragen, ook als mijn hoofd zegt dat ik het alleen moet kunnen. Het betekent niet dapper zijn voor de buitenwereld, maar eerlijk zijn tegen mezelf.
Grenzen als zachte muren
Grenzen zijn geen prikkeldraad, maar zachte muren met een deur die ik open- en dichtdoe. Ik leer wat veilig voelt en wat niet. Ik oefen met “nee”, met pauze, met terugkomen op iets als mijn lijf opspeelt. Soms lukt het in één keer, soms in stapjes. Beide is goed.
Wat mij helpt
-
Ritme. Slapen, eten, bewegen—kleine vaste ankers.
-
Adem. Terug naar mijn lijf als mijn hoofd hard gaat.
-
Woorden. Zinnen opschrijven die mij houden: “Ik ben hier. Ik kies nu.”
-
Mensen. Eén of twee veilige schouders zijn genoeg.
-
Zachtheid. Niet vechten met wat was; wél zorgen voor wie ik nu ben.
Niet alleen
Ik deel dit niet om het zwaar te maken, maar om ruimte te maken. Voor wie zichzelf herkent in de stille stukken. Je bent niet alleen. En je mag het in jouw tempo doen.

